
Materieelgroepen en Groepen (voor gas en stof)
ATEX richtlijn 2014/34/EU kent als product richtlijn (net als de vroegere 94/9/EG) twee materieel groepen, te weten:
Materieel groep (Romeins) I en II.
Materieelgroep I betreft alle ondergrondse (mijnbouw) installaties;
Materieelgroep II betreft alle overige bovengrondse installaties.
Materieelgroep II wordt onderverdeeld in groepen. Voor explosieve gasatmosferen is dat IIA, IIB en IIC. Tot voor kort werd dit altijd de gasgroep genoemd; dat mag natuurlijk nog steeds, maar in de nieuwste normen zult u alleen nog ’groep’ aantreffen. Het is maar dat u dat weet.
Onderscheid ligt vooral in de MESG (Maximum Experimental Safety Gap) voor wat betreft de spleetwijdte voor vlamdoofwegen bij drukvaste omkapseling en de MIE (Minimum Ignition Energy) voor wat betreft de ontsteekenergie bij gebruik van intrinsiek veilige stroomkringen.
Zomaar een paar representatieve gassen of dampen van vloeistoffen zijn:
IIA oa. propaan, butaan, kerosine, benzine, diesel (gasolie);
IIB oa. ethyleen, zwavelwaterstof, ethylether;
IIC oa. waterstof, acetyleen, zwavelkoolstof.
Bijna alle EN (Europa Normen) zijn gebaseerd op IEC (Internationale Normen); vandaar dat we ook binnen Europa te maken hebben met de groepen III, specifiek voor stof. Dit zijn IIIA, IIIB en IIIC.
De onderverdeling wordt als volgt gekenmerkt:
IIIA brandbare vezels of vlokken;
IIIB stoffen en poeders (niet-elektrisch geleidend met weerstand > 1000 Ohm);
IIIC brandbare stoffen (elektrisch geleidend met weerstand < 1000 Ohm).